Kees Lucassen is een reisjournalist die per fiets en te voet heel wat beleefde. In eigen land en verder weg. Zo ook in de Extremadura…
Krrrrk….
Het met veel vet gevulde uniform leunt zwaar over het krakende bureau. Twee ogen, als met stierenbloed doorlopen, kijken mij strak aan en van onder een zwarte druipsnor raspt een stem: ‘Marca?’
Ik sluit mijn ogen en in mijn hoofd begint een filmpje te draaien. Daarin ben ik jaren jonger en ga ik op bezoek bij Henk. Henk woont drie hoog in Amsterdam en bij hem is het warm, de potkachel snort en er is thee. Pas na die thee zie ik jou, liggend in een halfduistere hoek van de kamer. We zwijgen allebei, maar ik voel dat de vonk al is gesprongen.
De zondag daarop neem ik je mee. Voor het eerst sinds weken ben je buiten. Zonder veel te zeggen fietsen we uren door de duinen. Twee weken later ga ik met vrienden in Zuid-Limburg fietsen en weer mag jij mee. De hele dag zijn we onafscheidelijk. ’s Avonds bel ik Henk om hem te vertellen dat je voortaan bij mij zult blijven. Hij zegt dat ‘ie het begrijpt. Jij zegt niets.
Weer met vrienden fietsen we drie maanden later in Italië. Jij bent voor het eerst van je leven in de bergen en ik hopeloos uit vorm. Passo dello Stelvio, Passo Nigra, Passo di Giau, op elke pas zijn we de laatste twee. Maar in de afdaling van de Rifugio Fodara Vedla liggen we samen plots op kop. De weg zonder vangrail daalt met meer dan 20% en naast ons gaapt een diep ravijn. Vliegend door een haarspeld slipt jouw band en staat mijn hart stil als ik zie hoe je richting afgrond schuift. Het loopt goed af. Ik kijk je aan, weer zeg je niets.
Een jaar later, na routes langs Rijn en Maas, vertrekken we voor een fietsreis van Amsterdam naar Gibraltar. We worden verliefd op Spanje, keren het jaar daarop terug en reizen dan via de Sierra de Guadeloupe naar Montfragüe en Trujillo. Droomplekken waar in welriekende velden zwarte stieren zwijgend onder kromme kurkeiken staan. We trappen naar Cáceres, de hoofdstad van Extremadura. Werelderfgoed in het droogste deel van Spanje, maar net die dag breekt de hemel open, het regent ongenadig hard. In een hostal aan de Plaza Mayor vinden we een plek voor de nacht. Ik breng onze bagage naar de kamer vier hoog en als ik weer beneden kom, ben jij verdwenen.
Spoorloos.
Nog nat van de regen zit ik een uur later op het politiebureau, waar het riekt naar chorizo, knoflook en groene zeep. Een magere, snorloze agent vraagt naar jouw bijzondere kenmerken. Daarna komt er een dikke agent met snor binnen en hij informeert nors naar wat er aan de hand is.
‘Hurto bicicleta’, piept zijn dunne collega en prompt loopt het filmpje uit de spoel.
Twee stierenbloeddoorlopen ogen kijken mij strak aan.
‘Marca?’
‘Euh… Gazelle.’
Tekst en beeld Sybylle Kroon
Bij het Midden-Oosten denk je misschien niet meteen aan een stevige wandeling, laat staan een hike. Te heet, te kaal, te veel zand. Wie verder kijkt, ziet een avontuurlijke uitdaging. Neem Oman. Van de 300.000 vierkante kilometer is het grootste deel woestijn. Blijft over: nog héél veel vierkante kilometers waar het natuurschoon je zal overrompelen. Waar de mooiste outdooravonturen te beleven zijn. En waar je nog niet struikelt over de toeristen.
Maak kennis met Hamid, hij is eigenaar van Enjoy Oman. Hij verzorgt avontuurlijke tochten en trekkings door zijn land. Een dag, een paar dagen, een week, wat jij wil. Hij neemt ons een paar dagen op sleeptouw en gidst ons door het noordoostelijke deel van Oman. Daar vind je niet alleen woestijn, maar ook woeste bergen en wonderbaarlijke wadi’s. Een gids is overigens niet verplicht, je kunt natuurlijk ook zelf op pad gaan, zoals het Belgische en Nederlandse stel dat we onderweg tegenkwamen. Zorg dan in elk geval voor genoeg proviand en een goede kaart en/of gps-tracker, want internet is niet overal aanwezig en op veel bergpaden kom je soms urenlang niemand tegen, dus ‘even naar de weg vragen’ gaat dan niet. O ja, de beste reistijd is de winter, dan zijn de temperaturen – tussen 20 en 30 graden – prima te doen. Let wel op, want vooral in de bergen, op hoogte, kan het opeens venijnig kouder zijn.
Na een rit van een paar uur komen we vanuit de hoofdstad Muscat aan in Al Jabal Al Akhdar, een deel van het Hadjargebergte. We zijn op meer dan tweeduizend meter hoogte en dat voel je meteen; het is fris als we uit de fourwheeldrive klauteren waarmee Hamid ons door het land taxiet. Even later schuif ik de gordijnen van mijn hotelkamer in het Al Jabal Al Akhdar Resort open en bam! Wat. Een. Uitzicht. Bergen. Woeste bergen. Een walhallah voor bergbeklimmers. Net buiten het resort hangt iemand aan een rotspunt, hij volgt een via ferrata. Zou hij af en toe om zich heen kijken hoe overweldigend mooi de omgeving is? Geen boom te zien, alleen maar bergformaties, de een nog fraaier dan de ander. Wij gaan niet klimmen, maar hiken.
‘Een niet al te moeilijke wandeling’ noemt Hamid de bewegwijzerde route die langs drie bergdorpen leidt. Al Aqr, Al Ayn en Ash Shirayjah liggen bij de berg Guru. De geel-wit-rode wegwijzers leiden de weg. Elke kleur heeft een betekenis. Wit bovenaan betekent: eenvoudige route. Geel bovenaan betekent: gemiddeld. En rood bovenaan staat voor moeilijk parcours. De kleuren variëren in het parcours en daar komen we al snel achter. Het ‘wandelpad’ bestaat dan weer uit een gemakkelijke trap, dan weer een rotsachtig parcours maar ook moeten we hele stukken over ‘falaj’ lopen. Dat is het historische irrigatiesysteem dat nog steeds in gebruik is in de bergen. Je loopt dan over de – soms smalle – rand van de betonnen goot die water uit de bergen leidt naar de dorpen, de plantages en de akkers die als ‘hangende terrassen’ uit de rotsen zijn gehouwen.
Falaj zijn dus de ware levensaders voor de Omani en in sommige delen van het land zelfs werelderfgoed. Goede schoenen zijn heel handig op dit traject, maar Hamid dartelt bijna op zijn open sandalen onder zijn witte dishdasha. Af en toe staat hij glimlachend toe te kijken hoe we over de rotspartijen klauteren en via de ‘evenwichtsbalk’ heelhuids de overkant proberen te halen. In het begin is het ook best eng. De falaj liggen soms hoog, met links en rechts een afgrondje waar je liever niet in valt. De route voert door drie dorpjes, waar geen sterveling te zien is. Toch wonen hier mensen. Je hoort een baby huilen, ergens staat een radio aan en op een hoekje staat een koffiepot met een bakje dadels klaar voor de voorbijgangers. ‘Waar je ook komt in Oman, er staan altijd gratis koffie en dadels klaar, dat hoort nu eenmaal bij onze cultuur’, legt Hamid uit.
Na een paar uur hiken, balanceren, klauteren en heel veel foto’s maken komen we aan bij een tussenstation, waar chauffeur Almundhir ons op staat te wachten. De route gaat veel langer door, maar ondanks dat het nog niet heel laat is, gaat de zon al bijna onder. Het is dan snel donker en onherbergzaam in de bergen. Iets om rekening mee te houden als je gaat hiken. Bergen zijn mooi, maar de natuur en de (koude) nachten zijn hier onverbiddelijk. Met een berg aan foto’s komen we even later aan bij ons hotel. Het is inmiddels aardedonker en aan het firmament is de Melkweg zichtbaar.
Een paar dagen later rijden we terug naar de kust. De hoge bergen laten we achter ons, maar langs de kustweg tussen Muscat en Sur blijven bergen en uitgedoofde vulkanen ons volgen. Dit is de regio waar je tal van wadi’s kunt vinden. Kloven, in miljoenen jaren uitgesleten door rivieren. En nog steeds stroomt hier water, afkomstig uit de bergen of van regenbuien. Dan is het oppassen geblazen in een wadi, houd dus wel het weerbericht in de gaten als je gaat hiken door een wadi. Door al dat water is een wadi een groene kloof, waar palmbomen en andere tropische planten welig tieren. Hamid en Almundhir parkeren de fourwheeldrives bij het parkeerterrein van een van de mooiste wadi’s: Wadi al Shab. Een kudde geiten vormt het ontvangstcomité. Het weer is goed, dus we kunnen op pad voor een bijzondere hike door deze Omaanse canyon.
Met een bootje (kosten: 1 rial per persoon, zorg er dus voor dat je geld bij je hebt) worden we naar het beginpunt van de hike gebracht. Daar ligt een goed begaanbaar pad omzoomd met palmbomen. Langzaam maar zeker wordt het parcours uitdagender. Soms is het pad niet meer duidelijk; dan is het een kwestie van je voorgangers volgen en hopen dat het meevalt. Op de droge plekken loop je over de bedding van de wadi waar enorme rotsblokken liggen en kleine stroompjes bergafwaarts gaan. Af en toe leidt het pad je naar smalle, hoger gelegen richels en over een falaj. Ook hier zijn goede schoenen geen overbodige luxe, omdat het op bepaalde stukken glad kan zijn. Hoewel Hamid en Almundhir weer rustig op sandalen de wadi doorkruisen. We staan af en toe even stil om van de natuurschoon te genieten; enorme rotspartijen worden afgewisseld met palmbomen. En dan moet de bonus nog komen.
Na ongeveer een uurtje hiken kom je op een punt dat je niet verder kunt. Althans: als je geen ezel bent, want die zagen we als ware klimgeiten samen met hun begeleiders langs een halsbrekende richel lopen. Nee, hier gaan wij, gewone stervelingen, geen held worden. Hier kun je niet verder hiken, maar wel verder zwemmen. Een natuurlijk zwembad ligt hier te fonkelen. Dus de kleren uit en de waterschoenen en zwemkleren aan. Dat mag hier. In andere wadi’s met natuurlijke zwembaden moet je namelijk decent gekleed het water in. We zwemmen door, glibberen over gladde stenen en komen uiteindelijk via een nauwe doorgang – niet geschikt voor mensen met claustrofobie – in de rotsen bij een poel met een waterval. Het is diep hier en je kunt er niet staan. Het is dus watertrappelen of houvast zoeken langs de rotsen. Durfallen klauteren via het touw dat er hangt naar boven en springen in de poel.
Het is een heen-en-weer-hike, want verder dan die poel kan je niet. En toch is het niet erg om dezelfde route terug te lopen, want je ziet weer andere hoeken van de wadi en loopt ook niet over precies dezelfde route terug. Ondertussen is het beetje bewolkt geraakt en Hamid benadrukt dat we moeten doorlopen. Als het gaat regenen – en dat doet het écht wel eens in Oman – dan wordt de route een stuk gladder en gevaarlijker. We komen droog aan bij de auto. Nog een tiental minuten later komt de regen met bakken uit de lucht. Weer hebben we geluk; we zien een volmaakte regenboog voor ons. Mooier kan ons outdooravontuur in Oman niet eindigen.
Gastblogger Sybylle schrijft over haar reisavonturen op het online reismagazine My Yellow Suitcase.
Het Stellingenpad, de Wandelroute van het Jaar 2023, is het nieuwste Nivonpad en leidt door een nog rustig en veelal onontdekt gebied: de Stellingwerven. Dit strekt zich uit over Zuidoost-Friesland, de westrand van Drenthe en de Kop van Overijssel. Deze Stellingwerven kennen een eigen geschiedenis, taal en cultuur. Het ruim 260 kilometer lange streekwandelpad voert onder andere door het Drents-Friese Wold, langs de Weerribben en naar vestingstadjes aan de voormalige Zuiderzee in Overijssel. Het pad telt 15 etappes van 12 tot 28 km en is uitgestippeld via het landelijke wandelknooppuntennetwerk.
Zie ook: Nivon.nl.
De zuidelijke regio Malopolska in Polen, ook wel bekend als Klein-Polen, is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot een nieuwe fietsbestemming. Je vindt er bijna 1.000 kilometer aan gemarkeerde fietspaden, verdeeld over 8 verschillende routes. Het project Velo Malopolska is nog niet helemaal af, toch is het nu al mogelijk voor fietsliefhebbers om honderden kilometers te fietsen op fietspaden van de allerhoogste Europese standaard. Het fietsnetwerk biedt een prachtige mogelijkheid om dit deel van Polen op twee wielen te verkennen.
Zie ook: www.polen.travel
De Route van de Maand januari is in korte tijd uitgegroeid tot een klassieker. In 2019 werd de vernieuwde Oostzeeroute N8 op de Fiets en Wandelbeurs bekroond tot Route van het Jaar. Tal van Nederlandse en Belgische fietstoeristen gingen vervolgens op pad om Denemarken via deze route te verkennen.
De N8 heeft de vorm van een 8, en dat is heel handig. Je kunt hierdoor makkelijk het traject over 820 km in tweeën delen en ook twee keer een rondje fietsen.
Uiteraard is de doorgaans kalme Oostzee nooit ver weg op de N8. Onderweg fiets je onder meer op 12 eilanden, steek je 8 grote bruggen over en ga je 5 keer met de veerboot. En vaak zie je aan de einder mega-schepen die de blauwe leegte doorkruisen.
Tekst en beeld Stefan Maas
Het aanbod aan mooie Franse fietsroutes groeit elk jaar. Via de Scandibérique, een nieuwe langeafstandsfietsroute, doorkruis je het land van noord naar zuid.
Waar ligt dat oord, de Scandibérique? Fietsmaat Robert is in verwarring. Of hij heeft een heel ander beeld van onze aankomende fietstocht dan ik. Robert heeft net een behoorlijke treinreis achter de rug: van Amsterdam naar Parijs met de Thalys, en dan verder met een intercity naar Orléans. De Loire stroomt in Orléans bijna aan onze voeten als we op wat trappetjes een prachtige zonsondergang bewonderen en het plan voor de komende dagen bespreken.
Tijd om de routekaarten maar eens tevoorschijn te halen. Nee, de Scandibérique is geen stad, streek of regio, maar het Franse deel van de EuroVelo 3, die van het Noorse Trondheim naar het Spaanse Santiago de Compostella loopt. Vandaar ook de naam Scandibérique, een samentrekking van de woorden ‘Scandinavie’ en ‘Ibérique’. De route in Frankrijk is zo’n 1700 km lang, vanaf de Belgische grens naar Spanje. Door het eindeloze platteland met zijn vele dorpen en natuurlijk ook via historische steden als Orléans. Bekend van Jeanne d’Arc die er 1492 het beleg van de Engelsen brak, bijgestaan door haar leger van 4000 man.
Het Belgische deel van de EuroVelo 3 staat me overigens nog helder bij. De route ging overwegend langs rivieren. Eerst langs de Maas, daarna langs de Sambre tot aan de Franse grens. Corona zat me toen op de hielen; ik bereikte het eindpunt aan de Franse grens een dag voordat België op slot ging. En ook bij onze 4-daagse expeditie over de Scandi, het vervolg van de EuroVelo 3 in Frankrijk, vormt water de rode lijn van de tocht. Eerst peddelen we langs de Loire, daarna langs het kanaal van Briare, om vervolgens te eindigen in Dordives.
De volgende ochtend ligt Orléans al snel achter ons. De Loire stroomt traag aan onze linkerkant, zelf rijden we over een dijk voorzien van een uitstekend fietspad en rechts van ons kijken we uit over weilanden. Het lijkt hier wel… Nederland. En we gaan eigenlijk de verkeerde kant op, stroomopwaarts, maar alles is hier zo vlak dat je daar niets van merkt. Om de zoveel kilometer duikt er telkens weer een stadje of dorpje op, waar je met uitzicht op de rivier even wat kunt eten of drinken. Fietsen is hier geen straf, het leven langs de Loire kan verrukkelijk zijn.
(kaartje) De gereden route van de Scandibérique, Orléans-Dordives
Een deel van het Scandi-traject loopt over de Loire à vélo, de bekende fietsroute langs de rivier die fietstoeristen over de hele wereld aantrekt. Af en toe komt een fietsreiziger ons tegemoet, herkenbaar aan de twee fietstassen die standaard aan de bagagedrager hangen. Met een beetje fantasie kun je ook raden naar de herkomst van deze passanten. Het makkelijkste raad-doelwit zijn de Nederlanders, die doorgaans ongehelmd op pad gaan. Maar ook Duitsers en Fransen meen ik uitstekend uit elkaar te kunnen houden.
Een Duits stel fietst zelfs nog een kilometer of twee met ons mee. Het zijn geen scandiberisten, maar twee fietsliefhebbers die vanuit een camping tochtjes maken. En dan is het autoluwe fietspad langs de rivier een aanlokkelijke optie. Op de brede rivier is overigens vrijwel geen boot of schip te bekennen. Het is er te ontdiep voor de commerciële vaart, leren we in Musée de la Marine de Loire in Châteauneuf-sur-Loire. Alleen met een platbodem kun je over het wateroppervlak scheren, en zelfs dan nog vraag ik me af of je niet vastloopt door de vele zandbanken en eilandjes.
Even later plassen we zelf wat rond in de ondiepe rivier. Het is moeilijk een bezwembaar plekje te vinden, of zelfs maar in het water te liggen. Een kiezelstrandje vormt het decor voor een picknick met een flesje rosé langs de Loire, een must-do voor iedereen die langs de rivier fietst. En we hebben een goede reden om een lange pauze te houden, houden we ons voor, want Frankrijk puft al weken onder een niet-aflatende hittegolf.
Wie langs de Loire fietst, kan wel letterlijk maar niet figuurlijk om de vele kastelen heen. In Sully-sur-Loire staat een fraai exemplaar waar we even mogen binnenstappen buiten de officiële openingstijden. Gids Arlène, een dame met Nederlandse roots, verwelkomt ons met een onmiskenbaar Zeeuws accent. Ze leidt elk jaar tal van Nederlanders rond door de enorme zalen, want die verstaan over het algemeen alleen Franse basis-woorden als vin, pain en Paturain.
Bij een tafel met plastic nep-middeleeuwse gerechten vertelt ze honderduit over de menu’s uit die periode. De boeren, burgers en adel aten verschillende gerechten die pasten bij hun maatschappelijke positie. De adel had daarbij een voorkeur voor wild en hooghangend fruit, letterlijk hoogstaande producten als het ware, terwijl de laag-bij-grond geteelde producten vaker op het bordje van de boeren en burgers belandden. Verschil moest er immers zijn.
In het Musée de la Faïencerie de Gien, even verderop langs de Loire, bekijken we de tentoonstelling over de productie in Gien van faience, een type aardewerk dat lijkt op porselein, maar het niet is. Vol bewondering knijpen we ook in de remmen bij de Kanaalbrug van Briare, ofwel Pont Canal de Briare (1890-1896), ontworpen door Gustave Eiffel. Een fraai versierd bouwwerk waardoor schepen op het Canal latéral à la Loire makkelijk de ondiepe Loire konden oversteken, om vervolgens aan de andere kant door te varen. Via een smal pad fietsen we de kanaalbrug over; een aparte ervaring als je naast een kanaal over een rivier heen fietst. Ook met het besef dat een stuurfoutje je makkelijk een nat pak kan opleveren.
De kanaalbrug betekent ook het afscheid van de Loire. Het kanaal van Briare neemt het stokje over. Een dunne blauwe lijn, gemaakt voor smalle schepen, en voorzien van tal van sluisjes. Dit moet het werk geweest zijn van honderden arbeiders die jarenlang met een simpele schop grond hebben verplaatst. De ontwerpers van deze waterweg waren zelfs zo slim dat ze het kanaal omhoog konden laten lopen, zonder dat de zaak droogviel. Dit met behulp van de sluizen en water van andere rivieren dat hogerop het kanaal instroomde.
Bij een van de voormalige sluiswachtershuisjes komen we bij met koffie en een salade. We zijn in Maison Prodigieuse (Wonderbaarlijk Huis), een paradijsje geschapen door Hélène en Laurent Cruel. Twee creatieve geesten die elkaar ooit hadden ontmoet tijdens een clowncursus en een achtergrond hebben in de theaterwereld. Ze werden verliefd op het huisje en het plaatsje Montbouy, en besloten hun eigen bubble langs het kanaal te creëren.
Binnenin is hun mini-boekhandel/bieb gevestigd, vol met romans en ook kinderboeken, sommige voorzien van tekeningen van Hélène. En het laatste lokale nieuws verneem je in hun Gazette de la Maison Prodigieuse, waarvan de laatste editie altijd wel op een van de tafeltjes ligt. Ik noteer weer een must-do voor wie de Scandibérique gaat fietsen; de koffie smaakt er goed en het is simpelweg heerlijk toeven in de tuin van Prodigieuse, op slechts een paar meter van het kanaal.
Zoals altijd komen fietstochten aan hun eind. Montargis is onze laatste halte op de Scandibérique, voordat we het laatste stukje naar het treinstation in Dordives fietsen. 127 bruggen vind je in het stadje, waarmee je een wir-war aan kanaaltjes kunt oversteken. Het heeft Montagnis de naam ‘het Venetië van de Gâtinais’ opgeleverd, al is er toch nog wel een flink verschil met het echte Venetië. In Mazet, een winkel in het hart van de stad, proeven we overheerlijke pralines die al ruim honderd jaar door de Mazet-firma worden gemaakt. Het is een mooie afsluiting van vier dagen fietsen als god in Midden-Frankrijk.
De route
Meer info over het Franse deel (1700 km) van de EuroVelo 3 is te vinden op de website van de route.
Orléans
Deze levendige stad aan de Loire is zeker een bezoek waard. Op de Place du Martroi staat een ruiterstandbeeld van Jeanne d’Arc en kun je de Cathédrale Sainte-Croix uit het jaar 1278 bezoeken. Info: Tourisme-orleansmetropole.com.
Musée de la Faïencerie Gien
La Faïencerie de Gien werd opgericht in 1821 en beschikt sinds enkele jaren over een eigen museum: Gien.com.
Musée de la Marine de Loire
De plek om meer te weten te komen over de geschiedenis van de rivier en de scheepvaart: Musee-marinedeloire.fr.
Musée des 2 Marines et du Pont-Canal
In Briare kom je hier meer te weten over de Loire, de kanaalbrug en de bijbehorende kanalen: Musee-2-marines.com.
Kasteel van Sully-sur-Loire
Prachtig kasteel om in rond te dwalen, uiteraard met een lange historie: Chateausully.fr.
Maison Prodigieuse
Een mooie stop voor fietsers langs het kanaal van Briare. Muffins, koffie en salade zijn er voorradig en je kunt er een mini-boekhandel/bieb bezoeken: Lamaisonprodigieuse.fr.
Les Tanneries
Liefhebbers van moderne kunst kunnen hier de (tijdelijke) tentoonstellingen bekijken. Daarnaast is er een grote beeldentuin: Lestanneries.fr.
Val-de-Loire
Voor algemene toeristische informatie over de Loire-vallei, zie Valdeloire-france.com.
Tekst en beeld Sybylle Kroon
Denk je aan Tenerife, dan zie je misschien hordes overwinteraars op een strand of op een ligbedje aan een zwembad liggen. Daar is natuurlijk helemaal niks mis mee. Maar dat imago doet het Canarische eiland in de Atlantische Oceaan geen recht. Het noorden van dit eiland heeft namelijk een totaal ander gezicht. Hier geen massatoerisme maar rust, ruimte en groen. Heel veel groen mét bijzondere wandelpaden. En onder deze ‘groenstrook’ zit ook nog eens een vulkanisch gebergte verstopt.
Tenerife is namelijk, net als de andere eilanden in de Canarische archipel, ontstaan uit vulkanische activiteiten die zo’n 180 miljoen jaar geleden begonnen. Eigenlijk is het één grote brok gestold lava en as. De mix van vruchtbare grond, een vulkaan – El Teide, met 3715 meter het hoogste punt van Tenerife en zelfs de hoogste berg van Spanje – die wolken tegenhoudt en de geïsoleerde ligging van Tenerife vormen de basis voor het groene noorden.
In het noordelijkste puntje van Tenerife ligt een van de beschermde natuurgebieden van Tenerife: Anaga. Samen met gids Jaime van Feel Tenerife gaan we vanaf uitkijkpunt Pico del Inglés de PR TF2-route bewandelen. Eindpunt: Taborno. Een korte route, zo’n vijf kilometer. Ik ontdek al snel dat ‘kort’ niet gelijk staat aan ‘snel’, daarvoor is de route eenvoudigweg te rijk, te interessant en te fraai. Dat krijg je ervan als je met een gids op pad gaat: Jaime weet werkelijk álles van dit ‘botanische en geologisch juweel’, zoals het hij prozaïsch verwoordt.
We hebben geluk: tijdens onze hike zien we een blauwe lucht, terwijl tweehonderd dagen in het jaar een wolkendek het uitzicht belemmert. Die wolken zijn voor bezoekers misschien lastig, het is voor de natuur hier nu juist een zegen. “We noemen het horizontale regen”, legt Jaime uit. “Zonder deze wolken zou het hier niet zo groen zijn.” Vochtige lucht wordt (normaal gesproken) vanuit het noorden over de Atlantische Oceaan aangevoerd. Vulkaan El Teide, die midden op het eiland ligt, zorg er echter voor dat de mistige massa wordt tegengehouden en voor de noordelijke ‘groenstrook’ van Tenerife zorgt. Kijk maar eens naar dit plaatje:
Tenerife kenmerkt zich door de vele microklimaten, zo ook in het noorden van het eiland. “Neem daarom zonnebrand en regenkleding mee, kleed je in laagjes en draag stevige wandelschoenen”, adviseert Jaime voorafgaand aan onze hike in Anaga. Op deze zonnige dag valt het reuze mee, maar op mistige dagen kan het op het pad verraderlijk glad zijn. Dat pad ligt hier trouwens al eeuwen: ze werden vroeger al gebruikt om van A naar B te komen. Dat waren tochten van soms vele dagen. Men overnachtte dan in uit de rotsen gehouwen grotten. Die komen we af en toe tegen. Ook nu nog een prima plek om de vermoeide benen even rust te geven.
Het vochtige klimaat en vruchtbare grond vormen de perfecte ingrediënten voor een vegetatie die bestaat uit laurierboombossen (laurisilva) met daaronder fossiele varens, heide (erica) zo groot als bomen, gigantische paardenbloemen, inheemse geraniums, drakebloedbomen in allerlei formaten, enorme vetplanten en ‘oudemannenbaard’-mos dat aan de boomtakken hangt. (Madeiragangers zal dit bekend voorkomen, want daar tref je min of meer deze vegetatie aan.) Jaime: “Prehistorische planten doen het prima op Tenerife, die hebben van alles overleefd, dankzij de geïsoleerde ligging van het eiland in de oceaan. Hier vind je levende fossielen.”
We lopen over de top van een vulkanisch gebergte richting Taborno. Het goed bewegwijzerde pad is net een ruggengraat, met beboste afgronden links en rechts van ons. We lopen onder mysterieuze boomgangen door, klauteren over eeuwenoude brokkelige traptreden maar staan ook om de haverklap stil. Omdat Jaime weer iets vertelt over die ene fossiele varen, de groeiwijze van de laurierbomen, de enorme vetplanten of de geologische bijzonderheden die we langs het pad tegenkomen. En natuurlijk om van de uitzichten op de omgeving en de Atlantische Oceaan te genieten. We zitten inmiddels ruim boven de 1200 meter en de doorkijkjes laten zien dat we boven de wolken zitten die op de oceaan drijven. De fotocamera maakt overuren, maar kan de overweldigende schoonheid van de omgeving nooit helemaal goed in beeld brengen. Dat zal je toch echt met eigen ogen moeten zien.
Vijf kilometer en drie uur later – ik weet het, de gemiddelde snelheid is niet om over naar huis te schrijven – komt het eindpunt van onze slow hike in zicht: Taborno. Een klein dorpje aan de voet van een niet te missen grote ‘schoorsteen’, een restant van een vulkaan. Bij een van de restaurantjes vullen we het vocht weer aan. Jaime heeft vervoer terug naar het begin van onze hike geregeld, maar we hadden ook met de bus kunnen gaan. Die gaat echter maar twee keer per dag, dus je moet geluk hebben om die te kunnen pakken. En anders zit er niks anders op: terughiken. Ongetwijfeld dat de terugtocht net zo mooi is als de heenweg, ook al loop je dezelfde route. Er is gewoonweg te veel te zien in deze groenstrook van Tenerife.
Om meer over de geologie en landschap van Anaga en/of Tenerife te weten te komen, doe je er goed aan een officiële en professionele gids zoals Jaime in de arm te nemen. Ze kennen de meest bijzondere plekken en wandel- en hikeroutes beter als geen ander. Gidsen zijn te boeken via Visit Tenerife (www.webtenerife.com) of boek Jaime rechtstreeks via Feel Tenerife (www.feeltenerife.com).
Lees meer over Tenerife in het online reismagazine My Yellow Suitcase van onze gastblogger Sybylle.
Door het Rothaargebergte in Duitsland kronkelt de Rothaarsteig, een wandelroute die snel naam heeft gemaakt na de lancering ervan in 2001. De ‘Steig’ is ook wel bekend als de ‘Weg van de zintuigen’, omdat er langs de route van alles is te zien en te beleven.
Met een lengte van 154 km en 3.064 hoogtemeters is de Rothaarsteig geen bijzonder lange of lastige route. Iedereen met een basis-wandelconditie kan deze lopen. Onderweg passeer je bijzondere panoramapunten, kunstwerken en design outdoormeubilair.
Andere highlights zijn een 30 meter lange hangbrug bij het dorpje Kühhude en het Kyrill-pad. Met behulp van steigers en ladders loop je via dit pad 1.000 meter langs ontwortelde bomen. Het zijn de getuigenissen van de verwoesting die een zware orkaan daar in 2007 aanrichtte.
Soms zie je op het pad rangers opduiken, die het bos beschermen en de paden onderhouden. Spreek ze gerust aan. Ze beantwoorden graag vragen van wandelaars over flora en fauna in het gebied.
De Rothaarsteig is opgenomen is het selecte gezelschap van de Top Trails of Germany, de mooiste wandelroutes van Duitsland.
Meer info vind je op de site van de wandelroute.
De derde nationale fietsroute van Zweden is Hicle Holidays’ fietsroute van de maand november. Zoals de naam al aangeeft slingert het 262 kilometer lange traject langs de zuidkust van het land.
De zee is dan ook nooit ver weg op de Sydkustleden. Je fietst door de ‘Zweedse Rivièra’, met mooie zandstranden, leuke badplaatsen met gekleurde strandhuisjes en pittoreske vissersplaatsjes als Borstahusen.
Af en toe stuit je op restanten uit het verleden, zoals de 59 stenen van Ales en Trelloborgen, ooit een oud Vikingfort.
Is de 262 km niet genoeg voor je? Dan kun je verder peddelen over de Sydostleden, die aansluit op de Sydkustleden.
Meer info: Sydostleden-Sydkustleden.se.
Tekst en foto's Kees Lucassen
Kees Lucassen is een reisjournalist die per fiets en te voet heel wat beleefde. In eigen land en verder weg. Zo ook in Colombia…
“En, voel jij je nu onveilig?” vraagt Tjeerd.
“Geen moment!” reageer ik resoluut.
Reisgenoot Tjeerd en ik zwerven – zowel lopend als met het openbaar vervoer −door Colombia. Voor een goed verhaal én om twee fabels door te prikken:
1: Reizen in Colombia is gevaarlijk.
2: In Colombia, het land van de grote verteller Gabriel García Márquez, gebeuren dingen die helemaal niet kunnen.
Inmiddels zijn we in La Plata, een stipje op de kaart, duizend meter hoog aan een hobbelweg die langs huiveringwekkende kloven kronkelt. Hier, in stoffige straten, knipogen schonkige paarden en zingen hombres met 1 hoed en 1 oog. Tussen waar onze bus is gestopt en de fruitvliegrijke markt schotelt een hooggehakte fee ons kip met gebakken banaan voor. Een glimlachende fee, zonder vleugels maar met reebruine ogen, Beyoncébenen, neonroze hotpants en een zuigende baby aan haar linkerborst.
“Is er een hotel in La Plata?” vraagt Tjeerd.
“Jazeker señor. In Carrera 4, hier om de hoek,” kraait de baby.
Helaas, het hotel blijkt completo. Maar aan de overkant van de straat knippert ‘Hotel Noches Plateñas’ en daar is nog plek. “Uit Hollanda?” kirt de receptionist, een nichterige trol met een sikje. “Ah, Amsterdam, de Stad der Godenzonen”, overact hij, zoals een slecht actrice doet. Prompt knalt de spaarlamp boven ons in duizend stukjes en staan we in het pikkedonker.
“In het duister beleef je zoveel meer”, giechelt Sikkemans.
“Nu voel ik me toch wel wat onveilig”, fluistert Tjeerd.
De volgende ochtend rijden we per collectivo (verzameltaxi) naar Tierradentro. Maar voor we daar zijn, stapt al in La Plata een kaboutervrouwtje in. Luz-Amalia Peña: 1,3 meter groot en uitbundig ratelend, terwijl de collectivo grommend over een puinpad langs een brulrivier door de montañas jakkert. “In Tierradentro tegenover El Refugio, dat is een tophotel met zwembad, staat mijn huisje. Zonder zwembad, maar daar kunt u ook slapen. Kijk maar of u het iets vindt. Zo niet, even goede vrienden, okay?”
In de Tierradentro-vallei zien we huizen van leem en bamboe, met daken van stro, half verstopt tussen paarse bougainville en rode flamboyants. Pal voor El Refugio stappen we uit. Wit hotel, groen gazon, blauw zwembad. “Kom!” gebaart Luz-Amalia. Aan de andere kant van de weg staat haar huisje: Posada Fliar. In de bontgebloemde tuin piepen en kakelen kalkoenen, kaketoes en ara´s. Terwijl een eekhoorn op mijn schouder klautert, tel ik vier raampjes en een deur, en daaruit stapt een aardmannetje. “Fabian, mijn man”, zegt Luz-Amalia. Fabian toont ons een kraakhelder kamertje met twee opgemaakte bedden. “24.000 pesos per nacht, met eten.” Nog geen 10 euro. “Gusto café?” vraagt Luz-Amalia. We knikken ja en zetten onze tassen in het kamertje.
Na de koffie wandelen we door werelderfgoed: de grafkamers van Tierradentro. In deze vallei, ver van de rest van de wereld, gapen gaten in de rotsbodem. Met uitgehakte wenteltrappen naar, acht meter diep, catacomben met zuilen, tombes en muren vol tekeningen. Reptielen, kometen, gezichten en geometrische figuren, gemaakt in de zesde eeuw, zo denken de geleerden. “Maar waarom en door wie, dat is nog een raadsel”, fluistert Princesa, de enige andere bezoeker vandaag, met wie ik zo’n donkere grafkamer bewonder. Princesa komt uit Cali, de stad van de mooiste vrouwen. Als haar zaklamp staakt, grijpt ze mijn hand vast.
Denkend aan wat de hoteltrol in La Plata giechelde, schuif ik het doorprikken van fabel 2 op de lange baan.