Tekst en beeld Jessica Lokker
Moesala mag dan wel de hoogste piek van Bulgarije zijn, de top van Vihren (of Vichren) is een stuk uitdagender. Ieder jaar klimmen Bulgaren in het holst van de nacht naar de top van Vihren om het begin van de zomer te vieren en van een prachtige zonsopkomst te genieten.
Het is zwart als inkt als we de auto parkeren bij de Vihren Hut. Enkel het licht van de sterren en een volle maan zorgen voor verlichting als we naar boven wandelen. Mijn zusje en ik lijken de enigen te zijn die naar boven gaan. Jaarlijks klimmen veel Bulgaren op 1 juli naar boven als een traditie om het begin van de zomer te vieren. Wij hebben besloten om een paar dagen eerder te gaan, hopend dat we de bergtop van Vihren in Bulgarije voor onszelf hebben.
We gebruiken de hoofdlampen en de zaklampen op onze telefoon om ons een weg door het donker te banen. Het eerste stuk is goed te doen. Hier en daar moeten we over wat grote rotsen klimmen, maar de route spreekt voor zich. We twijfelen even als we een half gesmolten ijswand moeten oversteken. Onder ons hoor ik het geluid van het stromend smeltwater.
Ik heb mijn zusje een onvergetelijke wandeltocht beloofd, maar ik krijg toch zweethanden bij het idee dat we door het smeltende ijs heen zakken. Gelukkig steken we veilig over en beginnen de contouren van de omringende bergen langzaam zichtbaar te worden.
Het laatste stuk is een stuk steiler. Twee stappen omhoog, een naar beneden. We zigzaggen over de rotsachtige bergpunt, richting de top. Als we eenmaal naast de paal met het naambord staan, merken we pas hoe koud het is. Niet voor niets betekent Vihren “wind” of “wervelwind”. Tot 1942 had de Vihren-piek zelfs de naam Eltepe, wat “piek van de stormen” betekent. Gelukkig hebben we vier lagen kleding én een thermosfles om onszelf op te warmen met hete koffie. De zon breekt door de mist en de lucht verandert in een kleurenpalet. Van roze en paars gaan we langzaam naar rood, oranje en kanariegeel. De hangende mist geeft het geheel een mysterieuze sfeer.
Na ons koffiemoment is er inmiddels genoeg daglicht om een paar foto’s te maken. We leggen onszelf vast naast het naambordje en besluiten dat we genoeg wind door onze haren hebben laten waaien. We wandelen dezelfde weg terug naar de Vihren Hut. Normaal gesproken houd ik niet zo van point-to-point-wandelingen, maar de terugweg is een totaal andere ervaring dan de heenweg in het donker.
We zien de bergmeren, de bergtoppen om ons heen. Sommige zijn nog steeds versierd met een laagje sneeuw. Wanneer we afdalen, begroeten enkele berggeiten ons. De omgeving lijkt kaal en rotsachtig, maar als je let op de details zie je veel moois om je heen. De witte edelweissbloemen, gele klaprozen en paarse viooltjes sieren het landschap.
Pas na een uur afdalen komen we de eerste wandelaars tegen. Het blijft bijzonder dat we vrijwel de hele berg urenlang voor onszelf hadden. Na zo’n 1000 meter klimmen én dalen in dezelfde ochtend hebben we wel een goed ontbijt verdiend. Gelukkig is de Vihren Hut net geopend voor bezoekers als we de parkeerplaats bereiken. Een ontbijt heeft nog nooit zo goed gesmaakt!
Met 2.914 meter hoogte is Vihren een van de hoogste bergtoppen in Bulgarije. Enkel Moesala met 2.925 meter hoogte is hoger gelegen. Bovendien is het de hoogste bergtop in Pirin Nationaal Park. Het dichtstbijzijnde dorp is Bansko.
De meeste mensen starten de wandeling naar de top van Vihren vanaf de Vihren Hut, op 1950 meter hoogte. Vanaf deze berghut wandel je in 2,5 à 3,5 uur naar de piek van Vihren. Het eerste deel gaat geleidelijk omhoog, de laatste kilometers is het flink klimmen. Tijdens deze wandeling van 7 kilometer klim en daal je meer dan 950 meter.
Je kunt ook vanaf Bansko starten, maar houd er wel rekening mee dat je dan nog eens 1.000 meter moet klimmen van het dorp naar de Vihren Hut. Het is dan beter om de wandeling over twee dagen te verdelen en in de Vihren Hut te overnachten.
Veel mensen combineren het beklimmen van de piek van Vihren met andere pieken van de Koncheto-bergrug. Je wandelt dan van de Vihren Hut naar de Yavorov Hut. Deze wandeltocht van 14 kilometer over de bergkam van Koncheto is zeker een volle dag wandelen, dus vertrek het liefst vóór de zonsopkomst zodat je genoeg tijd hebt.
De markering is een rode markering, maar in principe kun je eigenlijk niet verdwalen. De wandelroute spreekt voor zich. Als je vanaf Bansko vertrekt volg je de gele markering tot de Vihren Hut.
Het is mogelijk om bij de Vihren Hut te eten en te drinken, maar van de berghut naar de piek is er geen mogelijkheid om iets te kopen. Neem dus zelf voldoende water en eten mee.
Zie ook: Visit-bansko.bg.
De wandeling naar de Vihren-top is prachtig, maar er zijn nog meer wandelingen in Pirin Nationaal Park waar je je dagen mee kunt vermaken. Ben je op zoek naar een stevige kuitenklimmer? Wandel dan bijvoorbeeld vanaf Bansko naar de Demyanitsa Hut, richting de bergkam van Todorka. Vanaf de bergkam heb je een prachtig uitzicht op vele bergtoppen, waaronder die van Vihren. Tot slot eindig je bij de piek van Todorka. Dit is de iconische bergpiek die veel wintersporters zullen herkennen. De piek is vanaf Bansko (zo’n 1800 meter lager gelegen) al duidelijk te zien. Tijdens deze wandeling klim je zo’n 1500 meter.
Een andere mooie wandeling in Pirin Nationaal Park gaat naar Sinanitsa. Dit is vanaf Bansko een van de verst gelegen pieken in het nationaal park. Je start deze wandeling bij de Vihren Hut en wandelt via Muratov naar de Sinanitsa Gate. Dit is een van de meest pittoreske bergtoppen. Aan de voet van deze piek vind je een kleine berghut aan een helder bergmeer. Een prachtige plek om in de bergen te overnachten! De klim naar de Sinanitsa-piek gaat via grote rotsen, dus trek stevige schoenen aan en neem wandelstokken mee voor extra stabiliteit.
Tot slot kun je vanaf de Bezbog Hut veel mooie wandeltochten maken. Deze berghut ligt ook in Pirin, maar is het beste te bereiken vanaf het dorp Dobrinishte, enkele kilometers van Bansko vandaan. Ook de Bezbog Hut ligt aan een bergmeer en is het startpunt van wandelingen naar bijvoorbeeld de piek van Bezbog, Popovo Lake of de bergtop van Polezhan. De Bezbog Hut is gemakkelijk te bereiken met een skilift, al loopt er ook een wandelpad vanaf de parkeerplaats naar de berghut.
De Brabantse Jessica Lokker is het gelukkigst als ze wandelend verhalen en foto’s kan maken in de natuur, het liefst in de bergen. Inmiddels heeft ze in heel wat landen de wandelpaden ontdekt. Op Corners of the World laat ze zien wat voor moois de wereld te bieden heeft en dat er veel meer mogelijk is dan dat mensen soms denken.
De Main Beskid Trail is voor veel wandelaars in Polen een route die je een keer gelopen móét hebben. Met een lengte van 500 km is het de langste gemarkeerde hike in de Poolse bergen; van de grens met Tsjechië naar de grens met Oekraïne. Onderweg passeer je maar liefst zes bergketens en vier nationale parken.
De hele route afleggen betekent dat je twee à drie weken op pad bent, maar je kunt de trail natuurlijk ook in delen lopen. De beste periode om te gaan is van juli tot en met september, omdat dan alle kampeerplekken en berghutten open zijn. Hoewel het een echte bergroute is, kom je nooit boven de 2.000 meter. De hoogste piek die je bedwingt is de Babia Góra, 1.725 m boven zeeniveau.
Meer info: Polen.travel.
Polen was themaland van de afgelopen Fiets en Wandelbeurs. In verband hiermee hebben we vijf mooie Poolse fiets- of wandelroutes in de schijnwerpers gezet als ‘Route van de Maand’.
Tekst en beeld Nick Roodenburg
Of het nu de ziltige geur is van de golven die tegen de metershoge kliffen klotsen, het fenomenale uitzicht over een diep uitgesneden groene vallei, of de smaak van een vers gevangen zwarte haarstaartvis bedekt met een saus van een lokale passievrucht; op het Portugese Madeira worden je zintuigen optimaal geprikkeld. En ben je graag actief in de natuur, dan kun je je geluk op dit prachtige eiland al helemaal niet op.
Op een zonovergoten novemberdag lopen we door de hoofdstad Funchal richting onze gereserveerde tafel op het buitenterras van een lunchtent. Enkele uren geleden stonden we in alle vroegte nog in een grijs, koud en vooral regenachtig Amsterdam; een weerbeeld dat in Nederland al sinds de intrede van de astronomische herfst domineert. Dergelijke seizoenwisselingen zijn op Madeira nauwelijks waar te nemen. Met temperaturen die in de verschillende seizoenen niet veel afwijken van het jaargemiddelde van 20 graden, kun je gerust spreken van een gematigd en constant klimaat. Niet voor niets heeft Madeira als bijnaam het ‘eiland van de eeuwige lente’. Het is weliswaar Portugees grondgebied, maar kijk je op de topografische kaart, dan zal je zien dat het dichter is gelegen bij de kust van Marokko. De warme Noord-Afrikaanse wind- en zeestromingen maken van Madeira dan ook het hele jaar door een aantrekkelijke vakantiebestemming.
We nemen uitgebreid de tijd om de lunchkaart door te nemen die bol staat van gerechten met bijzondere productcombinaties. Volgens Maria José, die ons vandaag in de stad als gids vergezelt, serveert het restaurant alleen verse streekproducten. En daar is een logische verklaring voor. Madeira is ontstaan door vulkanische activiteit die gepaard gaat met een uiterst vruchtbare bodem. Het geeft niet alleen de lokale boeren op hun landbouwgrond, maar zelfs burgers in hun eigen voedingsrijke achtertuin de gelegenheid diverse gewassen te verbouwen; soms op een hellinggraad die kan oplopen tot maar liefst 40%. Koppel dat aan een groeizaam klimaat en een traditionele keuken die door de eeuwen heen is verfijnd, en het fundament voor een ijzersterke gastronomie is gelegd. Probeer dan de verleiding van een driegangenmenu maar eens te weerstaan.
Na een glaasje typische Madeira-wijn als toegift, maken we ons op voor een stevige stadswandeling. Maria leidt ons langs historische bouwwerken, botanische parken, en pleinen die geplaveid zijn met zwart-witte kasseien in artistieke patronen. In Mercado dos Lavadores, een semi-overdekte markt, zijn we getuige van marktkooplui die de meest exotische fruit-, groente- en bloemsoorten aan de man proberen te brengen. Samen zijn ze goed voor een breed palet aan kleuren, dat vooral opvalt als je vanaf de balustrade op de 1e verdieping op de kramen uitkijkt.
Niet ver hiervandaan eindigen we de stadstoer in Largo do Poço. Een tekst op de gevel van een metalen poort aan het begin van deze oudste en tevens langste straat van Funchal, verraadt wat we hier zullen aantreffen: de zogenoemde Portas com Arte, ofwel ‘deuren met kunst’, die uit vervallen winkels en verlaten wijken komen. Op de eerste de beste deur die we passeren, is een meisje geschilderd dat al zittend op een rotsblok de zee overziet. In haar rechterhand houdt ze een bloem vast die op zee in dezelfde vorm en kleur het zeil van een bootje moet voorstellen. Naast haar dobbert een origami-boot, het universele symbool voor hoop. Haar gelaat is niet zichtbaar, maar aan het algehele schouwspel kunnen we aflezen dat er een diepere betekenis achter de schildering zit.
Maria José legt uit dat deze is gemaakt ter nagedachtenis van een watersnoodramp die in het verleden op het eiland heeft plaatsgevonden. Door hevige regenval zijn landstreken ondergelopen en rivieren buiten hun oevers getreden. Een vloed aan regenwater sleurde alles op zijn weg mee, en liet veel huizen in Funchal onder water lopen. Zo schuilt er achter elke deurschildering in dit langgerekte openluchtmuseum een verhaal. De straat kenmerkt zich verder door zijn ongedwongen sfeer en de aanwezigheid van gezellige cafés, restaurants en boetiekjes.
Tik ‘Madeira’ in als trefwoord in je zoekmachine, en de term ‘wandelparadijs’ verschijnt gegarandeerd als een van de eerste resultaten op je beeldscherm. Tegenwoordig misschien een ietwat afgesleten woord, maar met een totale lengte van circa 3.000 kilometer aan bewegwijzerde wandelroutes, is het in dit geval zorgvuldig gekozen. Het routenetwerk op Madeira is onderverdeeld in twee niveaus: Levadas, de wandelingen zonder al te veel hoogteverschillen, en Veredas, de wat zwaardere tochten in de hoger gelegen gebieden. Binnen laatstgenoemde categorie zijn de Caminhos Reais het populairst. Deze ‘koninklijke paden’ zijn ooit uit opdracht van gouverneurs en andere prominente personen aangelegd om dorpen onderling én met Funchal te verbinden. De meest iconische ‘royal hike’ is Caminho Real N 23. Dit pad loopt langs de volledige omtrek van het eiland over hoge kliffen en als een spelonkachtige voetgangerstunnel dwars door steile rotswanden heen. Tijdens deze reis houden wij het echter bij een Levada-wandeling, waarvan het startpunt op zo’n 800 meter boven zeeniveau ligt in het noordelijke dorpje Ribeiro Frio.
De autorit naar Ribeiro Frio is een traktatie op zich. Niet ver buiten de stadsgrenzen van Funchal belanden we in het ongeveer 20 miljoen jaar oude Laurissilva-woud, een subtropisch regenwoud dat qua oppervlakte een vijfde van het eiland beslaat. De herfstkleuren zijn nog volop aanwezig; het felle zonlicht geeft de geel-, rood-, en oranjekleurige bladeren aan de loofbomen een mooie, warme gloed. Regelmatig vragen we de chauffeur voor ons te stoppen om beelden te schieten van de fotogenieke plekken die we onderweg tegenkomen. Volgens hem zien veel toeristen gelijkenissen met een woud uit het land waaruit zij afkomstig zijn. Onze oosterburen bijvoorbeeld met het Zwarte Woud, de Fransen met het regenwoud in het departement Réunion midden in de Indische Oceaan, en Amerikanen met het Hoh-regenwoud in de staat Washington. Laurissilva blijkt een woud met meerdere gezichten.
Eenmaal gearriveerd in Ribeiro Frio volgen we de houten wegwijzers waarin de naam van het eindpunt Balcões en routenummer PR11 zijn gegraveerd. De route is daarmee uitstekend bewegwijzerd, al zou je die evengoed kunnen uitlopen door enkel de ‘levadas’ aan te houden. Deze smalle irrigatiekanalen zijn in de 15e eeuw door de eerste eilandbewoners gebouwd om water van het noorden naar het drogere zuiden te geleiden. Voor een lange tijd waren de levadas eigendom van privépersonen en moesten eilandgenoten hen betalen voor het gebruik van water. Pas vanaf begin 20e eeuw kwamen de levadas in handen van de overheid en werd de watervoorziening centraal gereguleerd. Maar wiens bezit de kanalen ook zijn of waren; de bladeren van de laurierbomen spelen allicht de belangrijkste rol in de wateraanvoer op Madeira. Het woud bevindt zich namelijk grotendeels in het mistgebied. Het water van de mist condenseert op de laurierbladeren en vult zo de bronnen en beken aan. Dit proces voorziet niet alleen 60% van het eiland van drinkwater, het levert ook nog eens schitterende wandelroutes langs de kanalen op.
Het onverharde pad is prima begaanbaar en hoofdzakelijk vlak. Zo nu en dan vinden we voorbijgaande voetreizigers op onze weg, maar van drukte is geen sprake. Voor wie graag meditatief wandelt, lijkt dit de ideale plek; je kunt volledig in jezelf en de omgeving opgaan. Naast laurierbomen, wandelen we langs een scala aan plantsoorten dat elders in Europa moeilijk kan gedijen. Een opvallende verschijning is de baardkorstmos, bijgenaamd Old Man’s Beard, die groeit als ministruik of een soort kwastje aan de schors van boomstammen en takken. De baardkorstmos voelt als een zacht tapijt aan en is vrij elastisch. Vroeger werd die onder andere gebruikt voor het filteren van water en het maken van vuur. Nu hangen ze tijdens de kerst als versiersels in huizen en winkelstraten. Het ‘magische gevoel’ dat deze periode bij mensen kan oproepen, welt op dit overwegend dichtbegroeide wandelpad ook bij ons op. Af en toe duikt er plots een doorkijkje op dat een fenomenaal vergezicht geeft. Het landschap dat zich dan ontvouwt, doet met landbouwterrassen die zich uitstrekken over de grillige berghellingen meer Aziatisch dan Europees aan.
Eersterangs plekken aan de reling van het balkon bij het Balcões-uitkijkpunt bieden ons een panoramisch uitzicht over de diepgroene Ribeira da Metade-vallei. Boven een dun laagje sluierbewolking steken spitsige bergtoppen uit, waaronder die van het hoogste punt van het eiland op 1.862 meter: de Pico Ruivo. Op melodieuze klanken van diverse inheemse vogelsoorten na, heerst er een serene rust. Dankzij een kraakheldere lucht aan de kustzijde kunnen we vanaf een verhoogd rotsplateau in de verte de azuurblauwe oceaan zien liggen. Dit sprookjesachtige decor nodigt uit om uren voor ons uit te staren en onze gedachten de vrije loop te laten.
Voor wie nog net even wat meer uitdaging zoekt, is een ‘downhill’ met een elektrische mountainbike een absolute aanrader. Op 1.412 meter hoogte in de bergpas van Poiso dalen we in eerste instantie geleidelijk af richting zeeniveau. Vanuit een dichtbeboste omgeving komen we ineens op een uitgestrekte vlakte bezaaid met laag struikgewas terecht. Sporadisch fietsen we kuddes schapen tegemoet die wat verdekt staan opgesteld achter zwerfkeien en liggende boomstammen. Nadat we onszelf zonder al te veel inspanning hebben voortbewogen door de pedalen telkens licht aan te duwen, zorgt een steile afdaling over een smal, modderig en slingerend paadje voor de ultieme adrenalinekick.
Een canyoning-toer markeert het slotstuk van de reis. In een strak wetsuit trekken we door een kloof waar ijskoud bergwater doorheen stroomt. Na ruim twee uur klauteren, springen, glijden, zwemmen en abseilen denken we heel wat kilometers te hebben afgelegd. Het blijken ‘slechts’ 700 meters te zijn. Canyoning kun je op Madeira al bestempelen als een activiteit voor de ware sensatiezoeker, laat staan in Brazilië, waar je volgens de instructeurs krokodillen en slangen van je af moet slaan om de finishlijn te bereiken.
Bij aankomst op de luchthaven vangen we, tussen een grote schare mensen die zich voor de vertrekhal heeft verzameld, een glimp op van het marmeren standbeeld van Cristiano Ronaldo. De van Madeira afkomstige topvoetballer en het eiland hebben iets gemeen. Ze stijgen letterlijk en figuurlijk tot grote hoogte en naderen de perfectie; Ronaldo op het voetbalveld, Madeira op het gebied van natuur en recreatie. Ronaldo mag dan wel een wereldster zijn, Madeira heeft zijn beroemdheid niet nodig om zichzelf als reisbestemming op de kaart te zetten.
Vervoer
Vanuit Amsterdam vertrekken dagelijks vluchten via Lissabon naar Madeira met TAP Air Portugal: www.flytap.com
Verblijf
Hotel Quintinha de S. João: www.quintinhasaojoao.com
Meer reisinformatie
Toerisme Portugal: www.visitportugal.com
Toerisme Madeira: www.visitmadeira.com
Deze populaire route, een van de mooiste van Polen, kronkelt langs talrijke kastelen en fortificaties in de provincies Silezië en Klein-Polen. De poëtische naam ‘Adelaarsnesten’ dankt ze hier ook aan, aangezien de kastelen vaak op heuveltoppen of moeilijk bereikbare kalksteenformaties zijn gebouwd.
Ooit moesten de burchten het Koninkrijk Polen verdedigen tegen invallen vanuit Tsjechië. Momenteel zijn de wachttorens romantische ruïnes, die deel uitmaken van het landschap. Natuurlijk is er onderweg ook meer te zien dan fortificaties: mooie valleien, kalksteenformaties, natuurgebieden, grotten en historische gebouwen.
De Adelaarsnestenroute loopt overwegend over de heuvelrug tussen Kraków en Czestochowa en heeft een lengte van 164 km. Dankzij een nieuwe infrastructuur en nieuwe voorzieningen, is het niet alleen een route voor wandelaars, maar ook voor fietsers, klimmers en andere vormen van actief toerisme.
Op Polen.travel vind je meer info over de Adelaarsnestenroute. Er is een pagina voor wandelaars en een pagina voor fietsers met route-informatie.
Polen is themaland van de Fiets en Wandelbeurs 2024 in Utrecht. In de aanloop naar het event besteden we elke maand aandacht aan een prachtige fiets- of wandelroute in Polen.
Tekst en beeld: Jessica Lokker
Op een paar wandelaars en een groep monniken na kom ik drie dagen lang niemand tegen. Buila-Vânturarita Nationaal Park in Roemenië is een onbekende parel, waar zelfs veel Roemenen nog niet op ontdekkingstocht zijn geweest.
Buila-Vânturarita in Roemenië is het kleinste nationale park van het land, en daarom misschien ook wel een stuk minder toeristisch. Roemenië heeft redelijk wat nationale parken: Piatra Craiului, Retezat en Cheile Nerei zijn slechts een paar prachtige plekken die je wilt ontdekken als natuurliefhebber.
Stuk voor stuk een uniek landschap, en Buila-Vânturarita is geen uitzondering. Om de grillige bergkam te bereiken wandel je door bossen, open vlaktes, kloven en via rivieren. De historische kloosters – waar monniken vandaag de dag nog steeds leven – die je onderweg tegenkomt maken het bijzondere plaatje compleet. Het feit dat je deze kloosters alleen na een wandeling kunt bezoeken, maakt het extra bijzonder.
Vanaf Boekarest is het zo’n 3 uur rijden naar Bărbătești, het startpunt van mijn meerdaagse wandeltocht door Buila-Vânturarita. Op de onverharde weg naar de parkeerplaats komen we een moeder met een klein kind tegen. Het meisje is niet ouder dan 6 jaar. “Is het een probleem als we ze meenemen naar het startpunt?” vraagt Dan, een Roemeense vriend en een fanatieke berggids. Ik schud mijn hoofd en de vrouw knikt dankbaar wanneer ze instapt met haar kind.
“Als we ze niet hadden meegenomen, hadden ze nog 7 kilometer moeten lopen tot het startpunt. Ze wonen in het dorp, maar gaan iedere week naar het klooster in de bergen”, legt Dan uit. Ik ben onder de indruk. Dat is een pittige tocht voor een klein kind en een jonge moeder. Maar nadat we afscheid nemen, klimt het meisje als een behendige berggeit omhoog en niet veel later verdwijnt de moeder ook uit ons gezichtsveld.
We komen ze een uur later weer tegen bij het Patrunsa-klooster. We rusten uit in het zonnetje en ik bewonder de monikken die in hun zwarte kledij voorbijlopen richting het spierwitte klooster.
We lopen verder via open vlaktes en paden van platgetrapt gras. Dit is wat ik zo geweldig vind aan Roemenië: het is veel ongerepter dan de meeste Europese landen en je moet soms goed zoeken naar de wandelpaden. Sprinkhanen in alle maten en kleuren springen voor mijn voeten uit terwijl we door het hoge gras richting het beboste deel lopen. Niet ver van ons vandaan rent een hert met een gigantisch gewei moeiteloos in de steile bossen omhoog.
Wat klimuren en heel wat foto’s later komen we aan bij de eindbestemming voor vandaag: Cabana Cheia. Vanaf hier wandelen we morgenochtend naar de hoogste pieken van Buila-Vânturarita, via de grillige bergrug.
Op twee Roemeense veteranen na zijn we de enige gasten in Cabana Cheia. Het is eind oktober en de herfst kleurt de bossen in alle kleuren van de regenboog. De eigenaar van de berghut heeft Dan verteld dat we contant geld kunnen achterlaten voor de overnachtingen en eventuele producten die we willen gebruiken in de koelkast. Hoe geweldig is het dat alles in de bergen gebeurt op basis van vertrouwen?
De twee Roemeense mannen nodigen ons uit voor een drankje. “Zelf gemaakt. Om goed te slapen”, lachen de mannen genaamd Vio en Laur. Het smaakt naar whisky met een fruitige nasmaak; het is verrassend goed.
De mannen blijken schoonbroers te zijn en ze maken dit soort trips ieder jaar samen. “Maar zo oud zijn ze toch nog helemaal niet?” vraag ik Dan. “Klopt, maar in het leger in Roemenië gaan mensen vaak al met pensioen als ze een jaar of 40 zijn. Daarom hebben ze nu veel tijd om de bergen van Roemenië te ontdekken”, legt hij uit. We nemen allemaal nog een paar slokken van de zelfgebrouwen drank en duiken daarna ons bed in. Morgen willen we zo vroeg mogelijk de bergrug beklimmen.
We starten de ochtend met broodjes en zacuscă; een Roemeense spread gemaakt van paprika, aubergine en ui. Ik heb er direct een nieuwe verslaving bij. We wandelen in ongeveer drie uur omhoog. Er hangt nog wat mist rondom de bergtoppen, wat het uitzicht extra mysterieus en bijzonder maakt. In de verte kunnen we langzaam maar zeker de bergtoppen van Bucegi en Fagaras zien.
De rest van de dag brengen we door op de bergrug. De herfstkleuren zijn heerlijk om te fotograferen en het is heerlijk om vrijwel de hele berg voor onszelf te hebben. ’s Avonds maken we zelf pizza in de steenoven bij de berghut en ook de zelfgebrouwen drank wordt er weer bijgehaald.
We vullen de avond met gesprekken en muziek. Over het algemeen versta ik er weinig van, maar ik vermaak me prima. Vio zingt een vrolijk nummer. “Dit liedje gaat over een man die samen is met een hele mooie vrouw. Hij vergelijkt haar geslachtsdeel met een kachel waar hij geen hout in mag stoppen”, legt Dan uit tijdens het gezang. En ik maar denken dat dit een vrolijk berglied is.
De volgende ochtend nemen we afscheid van de schoonbroers en wandelen we door een kloof langs een rivier. Hier en daar moeten we door dichtbegroeide natuur en via rotsen langs de rivier klimmen. Gelukkig heb ik waterdichte schoenen aan.
Een van de laatste stops van onze meerdaagse wandeling is het Pahomie-klooster; een klooster dat is gebouwd in de rotsen. Dit klooster is, in tegenstelling tot de meeste kloosters in Buila-Vânturarita, wel te bereiken met een auto. Althans, in de zomermaanden.
Ik sla een sjaal om mijn hoofd heen en bewonder de kleurrijke wandtekeningen. De mannen doen hun best om mij niet aan te kijken en ik probeer zo onopvallend mogelijk door het kloostercomplex te wandelen. Vrouwen zijn toegestaan in het klooster, maar ik merk dat de monniken het niet echt gewend zijn.
Het is interessant hoe deze mensen hun hele leven wijden aan dit klooster in de bergen, ver weg van alles. Het enige ‘uitje’ dat ze hebben is een wandeling naar het nabijgelegen dorp, om boodschappen te doen. Zo ook een van de monniken die voor ons uit wandelt, terug naar de parkeerplaats waar we drie dagen geleden onze wandeltocht in Buila-Vânturarita zijn gestart.
De beste manier om wandelingen in Buila-Vânturarita in Roemenië te starten, is om naar het dorp Bărbătești te rijden. Nadat je een onverharde weg volgt naar de parkeerplaats bij Le Crac Shelter, kom je aan bij het startpunt van veel wandelingen in Buila-Vânturarita. Vanaf hier wandel je geleidelijk omhoog door de bossen en kom je al snel de eerste kloosters van Buila-Vânturarita tegen.
Je kunt echter niet makkelijk met het openbaar vervoer in Bărbătești komen. Er gaan wel bussen vanaf Boekarest naar het nabijgelegen dorp Cheia. Vanaf hier kun je ook jouw wandeltocht in Buila-Vânturarita starten.
Houd er rekening mee dat je onderweg niet de mogelijkheid hebt om eten of drinken te kopen. Als je geluk hebt is er wel iets in de berghut Cabana Cheia. Maar in principe neem je genoeg eten mee voor drie dagen wandelen. Er zijn onderweg wel enkele plekken waar je jouw waterfles kunt bijvullen met water. Zie ook de site van het NP (in het Roemeens): Valceaturistica.ro.
Het is mogelijk om deze wandeltocht in twee dagen te doen, maar ik zou je aanraden om de wandeling in drie dagen te doen, zodat je genoeg tijd hebt voor de bergrug. Je kunt beide nachten terecht in de berghut genaamd Cabana Cheia. De totale wandeling is 45 kilometer.
De wandeltocht van de parkeerplaats bij Bărbătești naar Cabana Cheia via het Patrunsa-klooster is 12 kilometer, maar reken hier een volle dag voor. Tijdens de eerste wandeldag klim je meer dan 1.100 meter.
Ook op dag twee, de wandeltocht via de bergrug, klim je meer dan 1.200 meter, via pieken zoals Vânturarita Mare (1.885 meter), Stevioara (1.835 meter), Buila (1.848 meter) en Albu (1.658 meter). Een circulaire wandeltocht van Cabana Cheia via de bergrug terug naar de berghut is zo’n 17 kilometer.
Tot slot wandel je op dag drie van de berghut terug naar het startpunt, via het Pahomie-klooster. Deze wandeldag is ongeveer 16 kilometer, waarbij je ongeveer 700 meter klimt en 1000 meter daalt.
De Brabantse Jessica Lokker is het gelukkigst als ze wandelend verhalen en foto’s kan maken in de natuur, het liefst in de bergen. Inmiddels heeft ze in heel wat landen de wandelpaden ontdekt. Op Corners of the World laat ze zien wat voor moois de wereld te bieden heeft en dat er veel meer mogelijk is dan dat mensen soms denken.
Bij de start van het nieuwe jaar zetten we opnieuw een Poolse route in de schijnwerpers: de Bóbr Magistrala, ofwel de Magistrale route langs de Bóbr-rivier (122 km).
De magistrale route doet haar naam eer aan; ze is zeer gevarieerd en biedt prachtige panorama’s en veel bezienswaardigheden. Na de start op de grens van Polen met Tsjechië fiets je noordwaarts langs de kronkelende rivier tot aan Bolesławiec, de hoofdstad van de keramiek.
Het eerste deel van de Bóbr Magistrala, tot Siedlęcin, gaat vooral over comfortabele asfaltwegen, ideaal voor een tocht met het gezin. Het tweede deel is veeleisender, met steile klimmetjes op veld- en bospaden, perfect geschikt voor mountainbikeliefhebbers. Onderweg passeer je bezienswaardigheden in de regio Neder-Silezië als de historische stad Jelenia Góra en de de Vallei van Paleizen en Tuinen, met 30 objecten van wereldlijke architectuur.
Voor meer informatie: Polen.travel.
Polen is themaland van de Fiets en Wandelbeurs 2024 in Utrecht. In de aanloop naar het event besteden we elke maand aandacht aan een prachtige fiets- of wandelroute in Polen.
Langs de kust van de provincie West-Pommeren slingert de populaire Velo Baltica (235 km), die deel uitmaakt van de langeafstandsroute EuroVelo 10 rond de Oostzee. Veel Poolse fietsers zijn op deze route ooit hun fietsvakantiecarrière begonnen.
De populariteit van de Velo Baltica is niet moeilijk te begrijpen. Het overgrote deel van de route is zo goed gemarkeerd dat je geen kaarten hoeft te raadplegen. Bovendien fiets je doorgaans over volledig autovrije fietspaden en paden met weinig autoverkeer. Eigenlijk hoef je alleen maar te trappen en te genieten van de vissersplaatsjes, de uitzichten over zee en de vele stranden, waarvan sommige alleen toegankelijk zijn voor fietsers en wandelaars.
Hotels, campings, cafés, restaurants, treinstations en zelfs fietsreparatiestations: er zijn tal van toeristische voorzieningen langs het traject. Het veilige en comfortabele karakter van de route maakt deze geschikt voor alle soorten fietsers: van jong tot oud en van ervaren tot beginner.
Meer info: Polen.travel.nl.
Polen is het themaland van de Fiets en Wandelbeurs 2024 in Utrecht. In de aanloop naar het event besteden we elke maand aandacht aan een prachtige Poolse fiets- of wandelroute.
Tekst Stefan Maas
In het droogste en warmste stukje van de Benelux, de Maasvallei, ontstaat volop nieuwe natuur. Reden genoeg voor een tweedaagse verkenningstrip in Belgisch Limburg, een fiets- en wandelprovincie bij uitstek.
Het Maaswater kolkt onder de veerboot door terwijl ze de Nederlands-Belgische grens bij Berg passeert. En op het moment dat de oprijklep van het veer neerdaalt op de Belgische oever, bekruipt me het gevoel van déjà vu. Ben ik hier al eens eerder geweest? De kans is groot. Herinneringen aan de Maasfietsroute en de Grensroute, van het Drielandenpunt naar de Noordzee, passeren de revue. Met de ritten direct langs de Maas als een van de highlights. Mooie dorpjes, leuke veerpontjes, lekkere vlaaien en natuurlijk prachtige uitzichten over het water.
Maar ik ben hier niet om half-vervaagde herinneringen op te halen. Het gebied aan weerszijden van de Grensmaas of Gemeenschappelijke Maas, tussen Maastricht en Stevensweert, werd in 2023 door de Vlaamse regering officieel erkend als ‘landschapspark’. Sinds 2015 is hier een groot grensoverschrijdend herstelproject gaande, waarbij de rivier opnieuw de ruimte krijgt. Daartoe zijn onder meer oevers en uiterwaarden verlaagd. Het voordeel ervan ligt voor de hand; de kans op overstromingen neemt hiermee af en de Maas krijgt weer de gelegenheid te meanderen. In het 40 kilometer lange RivierPark MaasVallei ontstaat zo ook nieuwe natuur.
Maar eerst leidt de route naar een merkwaardige site even buiten het RivierPark. Twee monumentale schachtbokken domineren in Eisden, gemeente Maasmechelen, de omgeving. Kompels, ofwel mijnwerkers, daalden hier ooit af tot maximaal 900 meter onder het aardoppervlak. Hard labeur in donkere omstandigheden, in opdracht van de Société Anonyme des Charbonnages Limbourg-Meuse. Kolen waren toen nog het zwarte goud, al staat het toch wat raar als je het als sierraad gaat dragen. Maar die historie is eigenlijk nog vrij recent, want pas in 1987 werd de mijn in Eisden gesloten.
En wat die kompels naar boven haalden, is deels in de omgeving van Eisden achtergebleven. Bergen steenafval, een onvruchtbaar, stoffig restproduct van steenkool. De Fransen en Walen noemen deze terrils, ofwel bergen van ‘zieke aarde’. Veel terrils zijn kale, zwarte puisten, maar bij Eisden zijn ze groen en licht bebost omdat er een laagje gelei-achtig spul overheen is gespoten. We beklimmen een van de terrils en worden beloond met een wouw-ervaring. Groene heuvels en bossen, en diep onder ons blauwe meren, die ontstaan zijn door grindwinning. Het is een machtig panorama. Was dit écht ooit een mijnlandschap?
Het recreatiepark ‘Terhills’ maakt dankbaar gebruik van het getransformeerde mijnbouwterrein. Beneden ligt het Terhills Resort, met fraaie villa’s aan de meren. Ook is er een wellness-center en een cableparc voor watersporten. Wie wil gaan shoppen, kan terecht in het outletdorp Maasmechelen Village, op slechts een boogscheut afstand. Maar de natuurliefhebbers zullen vooral het aangrenzende Nationaal Park Hoge Kempen bezoeken, het eerste nationaal park van België. Tientallen fiets- en wandelroutes kronkelen door de dennenbossen, over de duinen en langs de grote waterplassen in het nationaal park.
Alles ligt in Limburg op een zakdoek. Voor ik het weet, sta ik opnieuw vlak bij de Maas, voor een wandeling bij Stokkem. Het is een van de vele Maasdorpjes die als een snoer langs de rivier liggen. Of lagen, in het geval van Stokkem, want in de loop der jaren is de Maas ‘weggewandeld’ naar het oosten, naar Nederland toe. En aangezien de rivier hier de grens vormt tussen België en Nederland, kregen de Belgen er een paar hectaren bij.
De Maas zoekt nu eenmaal zijn eigen weg. Mix dat grillige riviergedrag met de grindwinning langs de rivier in de afgelopen decennia, en je krijgt een landschap van plassen, doodlopende rivierarmen, stukjes weiland en de snelstromende Maas. En juist in dit soort gebieden krijgt de natuur nu de kans om zich te herstellen. De eerste resultaten zijn al zichtbaar. In het RivierPark MaasVallei bouwt de bever opnieuw zijn burchten, groeien er bijzondere planten, bloemen en kruiden en patrouilleren er ‘s zomers libellen langs de oevers. Maar de argeloze wandelaar zal vooral de grote grazers opmerken die hier vrij rondlopen: de Konikpaarden en Galloway-runderen.
Ook kom je er MaasVerkenners in groene fleecejassen tegen, die excursies verzorgen en hele schoolklassen door het gebied loodsen. Wij volgen een van deze verkenners naar een lemen toren die uitkijkt over het nieuwe natuurgebied Negenoord. Trots vertelt de verkenner over de geschiedenis van Stokkem en het rivierherstelproject aan weerszijden van de grens. De Belgen zijn daarmee veel eerder begonnen dan de Nederlanders. “Voor een keer lopen wij voor op de Nederlanders”, constateert hij met een glimlach.
We verlaten de Maasoever en lopen verder door de velden. Een man op een speedpedelec staat ons op te wachten. Het is Johan Jacobs, die samen met zijn vrouw Carmen Janssen het wijndomein Thilesna runt. Even later leidt hij ons rond door zijn wijngaard bij Dilsen. Dat is geen straf. Het is hartje oktober, stralend zonnig en we genieten van temperaturen van boven de 20 graden.
Uiteraard zijn die hoge temperaturen in oktober het gevolg van de klimaatopwarming. Voor noordelijk gelegen wijndomeinen moet dit een gunstige ontwikkeling zijn, toch? Johan knikt. Maar ook zijn de weersomstandigheden onvoorspelbaarder geworden, vertelt hij. Met soms zeer natte en dan opeens weer zeer droge perioden. En het kan ook weer te warm en te zonnig worden, zelfs voor druiven. Dan krijgen ze, net als mensen, last van zonnebrand.
Aan alles merk je dat Johan verknocht is aan de regio en wijn. De oude Sint-Martinuskerk van Dilsen prijkt trots op zijn logo en Thilesna is een oude benaming voor… Dilsen. In feite is Johans wijndomein een ernstig uit de hand gelopen hobby. Hij vertelt enthousiast over het knippen van de trossen, het proces van het wijn maken en het karakter van de Dilse bodem. Die bestaat uit een toplaag van leem en zandleem, met daaronder dikke grindpakketten. In combinatie met het microklimaat van de Maasvallei, het droogste en warmste gebied van de Benelux, creëert dat goede omstandigheden voor wijnbouw. De druivenrassen Pinot Auxerrois, Pinot Gris, Pinot Blanc en Riesling gedijen hier dan ook uitstekend en leveren wijn op met een minerale smaak en fijne zuren.
De wijnmaker uit Dilsen spreekt met veel respect over Karel Henckens van ‘Wijndomein Aldeneyck’ bij Maaseik. Die gaf het wijnbouwvirus ooit aan hem door. Bij Karel was Johan ook een tijd in de leer. Een samenwerking tussen Thilesna, Aldeneyck en Wijngoed Thorn, leidde uiteindelijk tot het grensoverschrijdende erkend herkomstgebied ‘BOB Maasvallei Limburg’. BOB, niet te verwarren met de bekende stapavond-chauffeur, betekent Beschermde OorsprongsBenaming. Dat is een soort regionaal keurmerk, naar het voorbeeld van het Franse Appellation d’Origine Protégée (AOP).
Een fietstocht over het befaamde Limburgse knooppuntennetwerk, eindigt de volgende dag bij het wijndomein Aldeneyck, dat veel groter is dan Thilesna. Van Karel Henckens zien we maar een glimp. Een rondleiding op Aldeneyck wordt traditioneel afgesloten met een proeverij, waarbij de Pinot Gris, Pinot Blanc, Pinot Purnot, de Chardonnay Heerenlaak en Riesling Brut de smaakpapillen strelen. Limburgers uit beide landen heffen er elke week het glas. De Maas mag dan als grensrivier Limburg in tweeën delen, voor de Limburgers is de Maas nooit een echte grens geweest.
De Lange Afstandswandeling in het RivierPark MaasVallei, 137 km lang en Wandelroute van het Jaar 2021, is dé manier om de natuur aan weerszijden van de Grensmaas te ontdekken.
In het Nationaal Park Hoge Kempen zijn 88 luswandelingen uitgezet tussen 3 en 17 km. Ook kun je dit park verkennen via het fietsknooppuntensysteem van Regionaal Landschap Kempen en Maasland.
Voor meer info over Terhills en RivierPark MaasVallei, kijk Terhills.be en op Rivierparkmaasvallei.eu.
En voor meer info over wijndomein Thilesna en wijndomein Aldeneyck, zie Wijndomein-thilesna.be en Wijndomein-aldeneyck.be.
Met NS International kun je makkelijk en comfortabel naar Vlaanderen reizen.
Polen is een nieuwe langeafstandwandelroute rijker: The Loop! De route, een ronde van bijna 250 km, loopt door het berggebied de Beskiden in de regio Silezië. Al wandelend geniet je niet alleen van fraaie bergpanorama’s; je doet ook steden en dorpen aan die een bezoek meer dan waard zijn, zoals de oude binnenstad van Bielsko-Biała.
The Loop volgt de wandelpaden van de Poolse Vereniging van Liefhebbers van Toerisme (PTTK), die geïntegreerd zijn met een netwerk van berghutten. Een van de letterlijke en figuurlijke hoogtepunten van de tocht, is een wandeling rondom de top Diablak (1.725 m). Behalve in hutten, kun je onderweg ook overnachten in hostels, hotels, lodges en andere accommodaties.
De route is zo uitgezet dat die binnen een wandelvakantie van twee weken is af te leggen. Voor meer informatie, zie Polen.travel.
Tekst en beeld: Stefan Maas
Sneeuw, Santa Claus en sauna’s. Fins Lapland staat erom bekend. Minder bekend is dat je er ook geweldig kunt fietsen. Over gravelwegen welteverstaan.
Enkele decimeters boven de Scandinavische bosvloer, licht het display van mijn phone op. ‘Is dit wel echt Lapland?’ appt een fietsmaat me. ‘Ik dacht dat het allemaal open en vlak zou zijn, een soort toendra.’
Ik had hem nét een foto doorgestuurd van mijn Santos in een dennenbos. ‘Ja, dit is toch echt Lapland’, tik ik in. ‘De bossen gaan hier eindeloos door. Je kunt hier weken door uitsluitend bossen fietsen.’
Het zonlicht speelt tussen de takken door. Ik koester me in een waterig zonnetje, op slechts een paar honderd meter van een Laplands dorp. Mijn Santos is mijn trouwe reisfiets, een overbodige toevoeging overigens voor de fietsreisincrowd. En alsof het zo is geregisseerd, stapt een groot dier met een imposant gewei het decor binnen. Het briest als het mij in de gaten krijgt. Ik blijf als bevroren zitten. Na een paar tellen stapt het weer rustig verder.
‘Je zult het niet geloven, maar er passeert hier net een eland’, app ik weer. Meteen daarna twijfel ik. Of is het nu gewoon een groot hert? Geen beest in ieder geval om ruzie mee te krijgen. Ik blijf nog even roerloos zitten. Adieu fietsmaat; de phone gaat weer uit om energie te sparen. Er zijn nu eenmaal weinig laadpalen in de Finse bossen.
Het dorpje vlakbij heet Savukoski. Het is een thuis voor zo’n 1.000 zielen. De gelijknamige gemeente is de dunbevolktste gemeente van Finland. Op 6.421 km2 wonen slechts 1.009 Savukoskiërs. Die hebben dus alle ruimte, ofwel 6,3 km2 per inwoner. Maar ik ben vooral geïnteresseerd in Sale Savukoski, de lokale supermarkt. Deze is cruciaal voor mijn fietstocht over de Central Lapland Gravel Loop. De komende 480 km zou ik langs de route geen supermarkt tegenkomen. Dé plek dus om proviand in te slaan en zeker geen super die je wilt missen. Vandaar dat ik thuis al keurig de openingstijden had genoteerd op een briefje.
Maar die ochtend kon ik mezelf wel voor het hoofd slaan. Twee uur eerder was ik al bij de Sale gearriveerd. De super was gesloten en het dorp uitgestorven. Ik greep mijn telefoon… inderdaad, het was zondag. De enige weekdag dat ik níét in Savukoski wilde arriveren. Blijkbaar had ik me verrekend. Dat betekende dus twee uur wachten in het bos en wat appen om de tijd te doden. Gelukkig is de Sale ook op zondag, na 12.00 uur, open. De financiële schade aan de kassa bedraagt uiteindelijk zo’n 37 euro voor een hoop chocoladerepen, koekjes en wat volkorenbrood. 6 luxe vriesdroogdiners en 11 pakjes fruitkeks had ik al vanuit Nederland meegenomen. Bij elkaar opgeteld is het meer dan voldoende om de komende vijf dagen te overleven.
Die 480 supermarktloze fietskilometers waren ook een belangrijkste reden om juist deze route uit te kiezen. Witte kronkellijntjes door dunbevolkte gebieden, weggetjes doorheen de middle of nowhere, ze fascineren me. En Finland heeft daar geen gebrek aan. Zo’n 100.000 kilometer gravelroads hebben ze aangelegd, alsof ze wisten dat gravelbiking en bikepacking ooit een trend zouden worden. Het Finse centrum voor fietstoerisme (Pyörämatkailukeskus) maakt daar dankbaar gebruik van bij het uitzetten van regionale en nationale routes, met als een van de vlaggenschepen het Arctic by Cycle Bikepacking Route Network. Dat omvat nu zo’n 3.000 km aan gravelwegen, quad-tracks, en single-track bikepacking routes. En het opvallende is dat deze routes bij de Nederlandse en Vlaamse fietsers welhaast onbekend zijn. Fietsen in Finland, het is iets dat zich onder de radar afspeelt. Nog wel in ieder geval.
Tien banden knarsen over het gravel, inclusief twee van mezelf. Twee auto’s passeren me, daarna blijft het heel lang stil. Tientallen kilometers is er – afgezien van de weg en allerlei zij-weggetjes – niets aanwezig dat op menselijke activiteit wijst. Savukovski doet zijn reputatie als dunbevolkte gemeente eer aan. Misschien zijn er Savukovski zelfs nog wel meer wegen dan inwoners.
De enige levende wezens die ik zie, zijn voornamelijk rendieren. Die zijn hier net zo gangbaar als wolkjes aan de hemel. Er stappen er zo’n 200.000 rond in Fins Lapland, levend op een gevarieerd dieet van 350 plantensoorten. Het kost zeer veel moeite om ze niét tegen te komen. Dat komt ook door hun gedrag; ze hangen vaak doelloos rond op wegen, weg van de muskieten in het bos. En, zo vertelde een Fin me, waarom zou je door een bos rennen als iemand de moeite heeft genomen om een weg aan te leggen?
Auto’s lijken deze dieren niet te interesseren. Maar bij fietsers ligt dat anders. Verbaasd kijken ze naar dat mannetje dat op een rijwiel zit en hen zo langzaam nadert. Net als ik op foto-afstand kom, doorbreek ik hun intieme-zone-cirkel. De paniek slaat toe. En in rendierenland is er dan maar één reactie mogelijk: rennen! De staart gaat van schrik omhoog en onthult een witte kont. Een paar seconden later slalommen al die witte konten met opgeheven staartjes tussen de dennenbomen door.
Je zou denken dat het om wilde dieren gaat, maar dat is vaak niet het geval. Sommige dragen een halsband met gps en veruit de meerderheid heeft een oormerk, ofwel een oor waaruit een aantal stukjes zijn gekerfd. Elke eigenaar heeft zijn of haar eigen oormerk. Een getraind oog kan dan ook snel herkennen van wie het rendier is. Of ze zoeken de vorm op in het grote oormerk-handboek.
De bruine beer, de eland en wolven struinen ook in Lapland rond, maar die zul je niet zo snel ontmoeten. “De beren zijn zo bang van mensen, dat je er waarschijnlijk nooit één zult zien”, zei Taneli Roininen, manager van de overkoepelende Arctic Bikepacking Trail Projects, nog tegen me. “Ik heb zeeën van tijd outdoors doorgebracht, en er zelf ook nooit één gespot.” Hetzelfde geldt voor wolven, waar we inmiddels ook in Nederland mee bekend zijn. “De laatste vermelding van een aanval door een wolf dateert van 100 jaar geleden,” meldde Taneli geruststellend. Ook de eland, lynx en veelvraat zijn moeilijk op te sporen. Er is in Lapland simpelweg genoeg natuur voorhanden om je te kunnen verstoppen.
‘s Avonds, bij een heldere hemel en een briesje uit het noorden, zakt de temperatuur naar een graad of zes. Je belandt opeens van de zomer in de winter. Een reminder dat ik toch echt boven de poolcirkel zit en dat de herfst zich al aandient. Een ondershirt, T-shirt, sweater, trui, windjack en regenjack blijken niet voldoende om me warm te houden. Gelukkig zijn er heel veel restanten van kampvuurtjes langs de weg, een hobby van recreërende Finnen. Als je genoeg droog hout kunt vinden, dan is zo’n kampeersessie opeens heel comfortabel.
De gedachten borrelen al snel op bij zo’n vuurtje. ‘Wat een dag’, schiet het vaak door mijn hoofd. ‘Nee echt: wat een dag!’ Niet zozeer vanwege spectaculaire gebeurtenissen, maar vanwege de schijnbaar eindeloze opeenvolging van verkeersluwe gravelroads. En wat een route! Wie graag elke dag café lattes drinkt in historische stadjes en graag in comfi-hotels overnacht, heeft hier weinig te zoeken. De gravel loop is voor fietsers die tegen eenzame bossen kunnen, tegen sobere bivakken en tegen primitief badderen in een riviertje of beekje.
Ik begin ook de laavu’s (lean-to’s) steeds meer te waarderen. Hutjes met drie wanden, een open zijde en een schuin dak. Voor de open zijde is doorgaans een vuurpit gepositioneerd. En vaak is er ook een buiten-wc en een schuurtje met brandhout aanwezig. Bovendien staan ze altijd bij een rivier, meertje of een beekje, zodat je makkelijk water kunt halen. Slapen in of bij zo’n laavu kost geen euro. Een budget-walhalla dus. En elke laavu die ik aandoe, is verlaten en bovendien ook verrassend netjes, alsof de laavu-schoonmaakdienst pas is langsgeweest.
Lokka 91 km, meldt een bordje langs de weg. 91 km, da’s nog een eind. Je zou dan denken dat Lokka een behoorlijke stad moet zijn als ze op 91 km een bord ervoor de grond inslaan. Ik weet wel beter. Lokka is een verzameling huizen en een jachthaventje, maar er is geen supermarkt of winkel te vinden. Als ik Lokka uiteindelijk nader, vang ik kilometers voor het dorp een glimp op van het enorme waterreservoir dat ten noorden van het dorpje ligt. Het lijkt wel een binnenzee. Een paar vissersbootjes tuffen rond over deze blauwe spiegel. Er is ook een soort camping, waar niemand is. En warempel zie ik iemand bezig in de jachthaven. Je zou zeggen dat er bijna geen hond woont in Lokka. Maar dat klopt niet, want juist de honden in de huizen slaan aan als ik langsfiets.
Over Lokka is in de geschiedenisboeken weinig te vinden. Maar wel dit: in WO II richtten Sovjet-partizanen hier een bloedbad aan en vermoordden 21 burgers. Het licht een tipje van de sluier op wat zich hier in de oorlog heeft afgespeeld. Eerst viel de Sovjet-Unie Finland binnen, daarna sloten de Finnen een pact met nazi-Duitsland tegen de Russen. Toen de Sovjets oprukten richting Duitsland, ging Finland weer een overeenkomst aan met de USSR. De Sovjets eisten dat de Finnen de Duitse troepen uit hun land zouden verjagen, wat leidde tot de Lapland-oorlog. De Duitsers trokken zich terug naar het noorden, waarbij ze de tactiek van de verschroeide aarde toepasten. In veel plaatsen in Fins Lapland zijn de huizen platgebrand, waaronder ook in de hoofdstad Rovaniemi. Dat verklaart waarom ik na zes dagen fietsen geen enkel historisch gebouw heb gezien.
De regen gutst de volgende nacht en dag naar beneden, urenlang. De weg verandert in een plassen-festival. Eromheen laveren is wel leuk voor een tijdje, maar ook dat gaat vervelen. Maar fietsen in de regen is nog altijd beter dan de hele dag in een natte tent doorbrengen, redeneer ik. Een autoraampje gaat omlaag; de duim omhoog. Een automobilist met oog voor het schijnbare fietsersleed. Lapland verdrinkt in de regen, de plassen worden steeds groter. Tot Kittilä zich eindelijk aandient. Een lange drukke straat met tal van winkels en twee grote supers. Van heinde en verre komen Finnen hier boodschappen doen.
Kittilä is ook een teken dat ik in een dichtbevolkter deel van Lapland ben beland. Er zijn meer asfaltwegen, meer dorpjes en meer supers. Elke dag kom je hier wel een super tegen, of een accommodatie waar je kunt slapen. In Äkäslompolo zie ik zelfs horden toeristen op mountain- en fatbikes. Totdat ik het plaatsje weer uitrij en plots alleen over een singletrack rijd.
Bam!
Niet geheel onverwacht is daar die knal, die met één fietsdag te gaan meteen een einde maakt aan mijn tocht. Eerder die dag had ik het euvel al opgemerkt. De achter-buitenband begon scheuren te vertonen en de binnenband wrong zich steeds verder door die spleten. Met als gevolg twee lekke banden en uiteindelijk een geëxplodeerde buitenband.
Natuurlijk had ik al een inschatting van de situatie gemaakt. 9 kilometer terug stonden er enkele huizen langs de weg. Dat zou een moeizame terugtocht worden met een hoop bagage en een aanlopend achterwiel. Maar dit zou geen oplossing zijn. Het is onwaarschijnlijk dat deze mensen een 26-inch fietsband in de schuur hebben liggen. De dichtstbijzijnde bikeshop is in Rovaniemi. Dat ligt op 45 km afstand zoals de vogel vliegt. Rovaniemi is ook het eindpunt van de tocht. Wat is wijsheid? Een taxi bellen die me dan morgen naar Rovaniemi brengt?
Gelukkig zie ik wat 4G-streepjes in de balk van mijn telefoon. Ik kan in ieder geval bellen én internetten. “What’s your pick-up address?” vraagt de taxicentrale even later.
“I don’t see any houses here”, antwoord ik. “And no town nearby. I’m on a forrest road, my bike broke down. But wait…”
Stom, in mijn gps kan ik immers de naam van deze bosweg opzoeken. Hij blijkt bekend te staan onder de naam ‘Hirvaatie’. De taxi-centrale lijkt nu toch tot een oplossing te kunnen komen. “Wait on the road tomorrow at ten. De driver will call you when he’s near.”
Voldaan sla ik de tent naast de weg op en open de volgende ochtend om negen uur mijn telefoon. ‘Your ride has been canceled’, lees ik vervolgens vol verbazing in het display. ‘We have no cars in the area. We tried to reach you, but your telephone did not respond.’
Wat?! Ik zie mezelf al uren die fiets over de weg slepen. Bovendien begint mijn telefoon steeds verder leeg te lopen en af te takelen. 22% power, geeft het displaybalkje nog aan. De phone reageert af en toe niet meer op aanrakingen op het scherm door de ochtendkou. Wat nu?
Gelukkig heeft Rovaniemi meer taxibedrijven. Een ander taxibedrijf kan snel een busje charteren. Eenmaal in dat busje vliegen de kilometers en de bossen voorbij. Achter in de taxi zit ik me toch wat te verbijten. De schade die ik moet aftikken in Rovaniemi bedraagt 142 euro. Dit was een dure les. Nooit ga ik in Finland meer op pad met oude fietsbanden.
Terug in Rovaniemi, de poort naar Fins Lapland en de officiële woonplaats van Santa Claus. Het geknetter van brommers, het geraas van auto’s en het gegrom van grondverzetmachines waait me tegemoet. Na twee weken bos klinkt het allemaal kneiterhard in de oren. Rovaniemi heeft alles wat je als toerist nodig hebt. Een overdekt winkelcentrum, barretjes, restaurants, pizzaboeren, een station, vliegveld en diverse fietszaken. Je kunt er wandelen langs twee brede rivieren. Vlak bij een van deze rivieren ligt het wetenschapsmuseum Arkticum, waar ik een paar uur ronddwaal.
Maar de populairste attractie ligt zo’n 10 km buiten de stadsgrenzen. In het Dorp van Santa Claus woont, jawel, Santa Claus. Hij is elke dag thuis en is beschikbaar voor bezoek. En je kunt hem ook schrijven, want in het dorp is het officiële postkantoor van Santa Claus gevestigd. Ruim een half miljoen kinderen uit de hele wereld sturen er elk jaar brieven naartoe. Santa, bijgestaan door een peloton professionele elfen, wuift me persoonlijk uit na een kort gesprek. ‘I hope Lapland was good for you. Keep on biking.’ Een echt afscheid is het overigens niet. ‘See you next Christmas!’
Op Bikeland.fi vind je fietsroutes in Finland, waaronder ook de Central Lapland Gravel Loop. Inclusief gpx-bestanden van de route. Kijk op Visitrovaniemi.fi voor meer informatie over de hoofdstad van Fins Lapland.